login

Wacht, Inloggen...
×


Niet voor niets is het analyseren van gedichten zo’n klus. Er is behalve de vaak duidelijke context (van dichter, tijd van ontstaan, onderwerp, thematiek), altijd een andere onzegbare laag, een interpretabele laag.

Tijdens mijn studie Nederlands had ik nogal eens een conflict met mijn leraar, een bekende en zekere geleerde. Dat ging altijd over hetzelfde. Hij had zijn interpretatie al klaar, verwachtte van ons dat wij die zouden “ontdekken” en ging daarna over tot de orde van de dag. Nou had ik vaak bewondering voor zijn interpretatie (ik neem absoluut aan dat het de zijne was, zoveel respect had ik voor ’s mans eruditie), maar ik had vaak een eigen, afwijkende zienswijze. Die mocht ik dan meestal uitleggen. Dan keek hij even moeilijk, streek langs zijn kin en zei vervolgens altijd: “Dat is niet slecht gevonden; het zou zelfs kunnen, maar het ís niet zo!” Deze laatste woorden waren ook altijd zijn laatste, want niemand waagde het zijn uitspraak daarover te betwijfelen, laat staan dat hardop te doen. Zelfs ik deed er het zwijgen toe…
Vanaf dat moment ben ik ervan overtuigd dat taal veel ingewikkelder is dan op het eerste gezicht lijkt, ook daar waar het allemaal vanzelfsprekend lijkt, in de communicatie op straat bijvoorbeeld.

Ik ga hier even uit van een situatie waarbij de sprekers elkaar “normaal” verstaan. Bij gedichten is die vanzelfsprekendheid er al helemaal niet, want er is een met woorden geconstrueerde werkelijkheid geschapen.

Inhoudelijk gezien kun je soms erg geconstrueerde gedichten herkennen, maar ook erg associatieve. Dat hangt van onderwerp, stemming en gevoel af.
De eerste bundel was een ver doorgevoerde constructie die uiteindelijk niet helemaal gerealiseerd is, zonder dat iemand dat gemerkt heeft. Dat “mislukken” (wat op zich weer een mooi verhaal is) had een zeer positief effect op het ontstaan van mijn tweede bundel. Het is namelijk het eerste gedicht geworden en is zelfs het tweede deel van het diptiek geworden op de voorkant van die bundel. Toeval, en “gestuurd” toeval spelen dan ook een grote rol in mijn poëzie.

Voor geïnteresseerden: het gaat over het gedicht “Als” in de bundel met dezelfde naam. Vaak schep ik een beeld zodanig dat je (denkt te) we(e)t(en) waar het over gaat, eventueel over wie het gaat, maar tegelijkertijd zorg ik ervoor dat je het juist helemaal niet weet. Een soort spel van mystificatie, maar dan wel inderdaad speels (letterlijk als een spel), want de ondertoon bedoel ik wel degelijk serieus. Om die authenticiteit te benadrukken heb ik in de laatste bundel de data en plaatsen erbij vermeld. Die kloppen, voegen daardoor informatie toe, maar ze roepen tegelijkertijd weer vragen op. Dat vind ik met name interessant: je denkt dat je het onder controle hebt, dat je het in de klauw hebt, maar dan rijzen er weer nieuwe vragen. En dat past wel bij mijn levensfilosofie: er komt nooit een eind aan, wel zijn er af en toe rustpunten. En ik hoop dat mensen die dan even in mijn gedichten kunnen vinden.

StartVorige123456VolgendeEinde